↓ Gebiedsidentiteit, identificatie en imago
↓ Instrumenten
Het procesonderdeel identiteit is gericht op de bepaling van de specifieke gebiedsidentiteit en een verklarende analyse ervan.
Hier worden enkele relevante begrippen, instrumenten en overwegingen bij de mogelijke inzet ervan in specifieke opgaven toegelicht.
De begrippen identiteit, gebiedsidentiteit en merkidentiteit liggen in betekenis dicht bij elkaar.
Het begrip identiteit op zich is reeds een dynamisch begrip, onder andere vanuit de factor tijd en culturele beschouwingswijze.
Een onderscheid van deze begrippen is van belang om zinvol te kunnen benoemen op basis waarvan afwegingen plaatsvinden. Een gedeeld begrippenkader en vocabulaire is tenslotte voorwaarde voor beschouwing van een methode.
De gebiedsidentiteit ligt besloten in zowel sociaal-maatschappelijke als fysiek-ruimtelijke condities en wordt gevormd door de onderlinge wisselwerking hiertussen.
De fysieke conditie of hardware van een gebied ontwikkelt zich per definitie trager dan de software of sociaal-maatschappelijke conditie. Deze verschillende condities kunnen met een aantal andere aspecten worden gezien als ‘lagen’, die met elkaar de gebiedsidentiteit vormen maar elk hun eigen ontwikkelingsdynamiek hebben.
Zo kan de karakteristiek van bevolkingsgroepen snel wijzigen en een sterk stempel drukken op de identiteit van het gebied, terwijl de ruimtelijke omgeving noch ongewijzigd is ten opzichte van het moment van realisatie. Dit is bijvoorbeeld een essentiële karakteristiek van de zogenaamde naoorlogse stadsdelen.
De zogenaamde identificatie van mensen met hun ruimtelijke omgeving verloopt via de gebiedsidentiteit, die altijd een samenstel vormt van verschillende aspecten.
De identiteit vormt de drager voor identificatie ermee vanuit verschillende groepen en mensen met verschillende leefstijlen. Het maakt, dat plekken en gebieden door sommigen sterk negatief beoordeeld worden en door anderen juist als ‘thuis’ ervaren.
Identiteit is een drager van betekenis. En daarmee een drager van relaties. De ‘werkelijke’ grenzen van een gebied worden bepaald door de gemeenschappelijke betekenis en mate van identificatie die mensen eraan toekennen.
Er is een essentieel verschil tussen identiteit, identificatie hiermee en een meer collectief bestaand beeld van een gebied. Mensen ‘van buiten’ kennen niet zozeer de identiteit, als wel het imago of de reputatie van een gebied.
Het imago van een gebied is gerelateerd aan aspecten van identiteit, maar beschrijft in eerste instantie het beeld, dat bestaat van een identiteit bij anderen of erbuiten.
Dit hoeft geenszins een realistisch beeld te zijn en is dan ook sterk bepaald door aanwezige kennis en informatie, waarin met name media een centrale rol spelen.
Er is onderscheid te maken in vormen van onderzoek van identiteit of instrumenten, die zich beperken tot een specifieke invalshoek en onderzoek gericht op de integrale samenhang en verklaring van onderlinge wisselwerking tussen aspecten van identiteit.
Bij het identiteitsonderzoek is het van belang dat er via meerdere invalshoeken naar de identiteit van een gebied gekeken wordt. Naast een voor de hand liggende beschouwing van ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke aspecten kan vooral beschouwing vanuit verschillend disciplinair, historisch, cultureel of functioneel perspectief nieuwe inzichten opleveren; bijvoorbeeld vanuit een bewonersperspectief in plaats van een professionele invalshoek.
Een mogelijke manier om de gebiedsidentiteit te onderzoeken en te beschrijven is met inzet van een zogenaamd ‘drie-lagen’ model, ontleend aan het Franse Annales Model, waarin uitgegaan wordt van verklaring van de wisselwerking tussen menselijke en natuurlijke factoren vanuit diepere, onderliggende oorzaken en betekenislagen met een verschillende snelheid van verandering. De actuele thematiek van een gebied kan zo worden beschreven vanuit een meer structurele ontwikkeling.
In de aanpak met het zogenaamde ‘drielagenmodel’ (The History Store) wordt identiteitsbepaling gezien als de (historische) analyse van een fysieke, sociale, economische en bestuurlijke laag. Deze lagen worden gezien als een ‘bodem, onder- en bovenstroom’ met ieder een andere ‘stroomsnelheid’, aanwezigheid en daarmee verschillende bijdrage aan de gehele identiteit van het gebied.
Op basis van verschillende, specifieke onderzoeksresultaten kan de samenhang tussen de resultaten als basis worden genomen voor een meer fundamentele verklaring van de huidige identiteit. Door het benomen van de wisselwerking en onderlinge relaties tussen onderzoeksresultaten kan de identiteit worden beschreven met zogenaamde gebiedsthema’s.
Een minder conventioneel instrument is mental mapping.
Mental maps geven inzicht in het gebruik en beleving van een gebied onder ‘ervaringsdeskundigen’. Deze tekenen of produceren alle hun persoonlijke, mentale kaart van het gebied. Via specifieke vraagstelling kunnen vele aspecten van gebiedsidentiteit aan de orde worden gesteld en wordt altijd een relatie met de fysiek/ ruimtelijke conditie (de kaart) gelegd. Het dagelijks gebruik binnen het gebied, de begrenzing van gebieden met een specifieke identiteit, betekenisvolle plekken en de rol hiervan binnen de waardering voor het gebied onder betrokkenen geeft een belangrijke basis voor benoeming van gebiedsidentiteit.
De identiteit van een gebied is ook met een SWOT (Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats analyse) in kaart te brengen. Het biedt een overzicht van de sterke/ zwakke punten en kansen/ bedreigingen van een gebied. Het is een analystisch kader waarbinnen de aanpak vorm kan krijgen.
Er bestaat echter geen leidraad waaraan een SWOT analyse getoetst kan worden en of vastgesteld kan worden op welke wijze de benoemde aspecten karakteristiek voor het gebied zijn. Als uitgangspunt voor opgave formulering is deze basis dan ook beperkt te noemen; zeker vanuit de invalshoek van bepaling van identiteit.
Een visueel begrijpelijke verbeelding van demografische en statistische gegevens kan een verhoogd inzicht in de ontwikkeling van een gebied duiden. Bijvoorbeeld de situatie op verschillende peildata, in verschillende gebieden geeft indicaties van ontwikkeling in de tijd en verschillen met andere gebieden, die wellicht ogenschijnlijk gelijksoortig van karakter zijn.
Om de ruimtelijke structuur van een gebied in kaart te brengen én te kunnen begrijpen is stedenbouwkundig cultuur/ historisch onderzoek noodzakelijk. Het type bebouwing en de verhouding en vormgeving van de publieke en private ruimten, is sterk bepalend voor de beleving van het gebied en dus voor de identiteit daarvan. Stedenbouwkundig cultuur/ historisch onderzoek brengt de ruimtelijke dragers en waardevolle elementen in kaart, zonder op voorhand een positie ten aanzien van mogelijke interventies in te nemen. De geschiedenis van een wijk kan belangrijke aanknopingspunten leveren voor interventies in de toekomst. Dit onderzoek zal naast de historische verslaglegging met name bestaan uit kaarten en ruimtelijke weergaven van het gebied.
Zowel de wijkeconomie als de functionele diversiteit hebben hun weerslag op de uitstraling van de wijk, dit verdient dus aandacht bij het in kaart brengen van de identiteit. Een wijk met veel winkelvoorzieningen heeft een andere uitstraling en levendigheid dan een wijk waar veel kantoren of alleen woningen staan. Daarnaast is het van belang te kijken of de wijk zelfstandig economisch functioneert en wat de draagkracht is van de bevolking. Dit onderzoek bestaat uit veldwerk door de wijk, interviews met gebiedskenners en statistisch onderzoek. De weergave van dit onderzoek is idealiter gekoppeld aan kaartmateriaal, zodat duidelijk is welke functies zich waar bevinden. Deze werkwijze maakt dit onderzoek instrumenteel om in de fase gebiedsvisie gerichte interventies te kunnen toepassen.
Identiteitsbepaling